In de Westerschelde zijn de stroomsnelheden vooral de laatste jaren toegenomen vanwege eerdere verdiepingen en continu baggeren om de vaargeul te onderhouden voor scheepsverkeer. In het algemeen zijn laagdynamische intergetijdengebieden rijker in bodemleven doordat hier de stroomsnelheid lager en het sediment stabieler is, wat belangrijk is voor het voorkomen van diverse bodemdieren.
Als onderdeel van het Natuur Pakket Westerschelde (NPW) heeft de Provincie Zeeland een aantal getijdennatuur herstelprojecten uitgevoerd in de Westerschelde met buitendijkse maatregelen. Deze maatregelen richten zich met name op uitbreiding en kwaliteitsverbetering van laagdynamische natuur door de aanleg van strekdammen of het aanpassen van geulen. In vijf gebieden wordt dit type van natuurherstel uitgevoerd. Thans gaat het om Baalhoek1, Knuitershoek1, Bath2, Ossenisse2 en Zimmerman3 (1 = onderwerp van voorafgaande verdiepende monitoring; 2 = maatregelen gerealiseerd; 3 = maatregelen in uitvoering).
De doelstelling van de herstelprojecten voor getijdennatuur is het creëren van laagdynamisch zandig tot matig slibrijk intergetijdengebied, grenzend aan een laagdynamisch ondiep watergebied. Voor deze gebieden geldt dat de toestand vóór aanleg van de strekdammen gekenmerkt werd door steeds meer hydrodynamisch blootgelegde veenbanken en derhalve geclassificeerd werd (geheel of grotendeels) als hoogdynamisch, ecologisch arm gebied. Door de aanleg van strekdammen wordt getracht de hydrodynamiek lager energetisch te maken, waardoor slib en fijn zand sedimenteren op en tussen de klei- en veenbanken.
De beoordeling van de effectiviteit van de buitendijkse maatregelen voor de kwaliteit van het habitat blijkt lastig. Dit komt met name door het ontbreken van een overkoepelend raamwerk of brede visie met heldere criteria over het optimaal functioneren van getijdennatuur. Wanneer zijn buitendijkse gebieden bijvoorbeeld hoog genoeg voor het optimaal functioneren van benthos en vogels? Hangt dit bijvoorbeeld af van de relatieve hoogte t.o.v. nabij gelegen getijdengebieden? Meer inzicht in deze relaties tussen stroming, morfologie en ecologisch functioneren helpt bovendien bij het optimaliseren van toekomstige buitendijkse ingrepen.
Om de ecologische effecten van buitendijkse maatregelen te kunnen evalueren is monitoring van belang. De overkoepelende onderzoeksdoelstelling is antwoord geven op de vraag:
Ontwikkelen de stroomsnelheden en sedimentatieprocessen in de projectgebieden zich zodanig, dat er binnen de projectgebieden waardevolle laagdynamische natuur ontstaat?