Oesters

Voedsel

De wereldbevolking blijft de komende decennia groeien. Als we iedereen willen blijven voeden, zijn er andere productiemethoden nodig. Een gebied zoals de Zuidwestelijke Delta, die is omringd door zout water, zorgt niet alleen voor uitdagingen, maar biedt hiervoor ook oplossingen.

Nieuwe productiemethoden brengen veel kennisvragen met zich mee. Het praktijkgericht onderzoek van HZ University of Applied Sciences richt zich op de methoden die hier belangrijk zijn: aquacultuur van schaal- en schelpdieren en innovaties rondom laagtrofische biomassa zoals microalgen en zeewieren.

Lees meer

Kenniscentra & lectoraten

De HZ heeft meerdere lectoraten en kenniscentra die onderzoek doen op het gebied van voedsel.

Projecten die te maken hebben met het thema voedsel

Ecomare venusschelp

Alternatieve perceelgebonden schelpdierkweek

Met dit project willen Stichting Zeeschelp, Meromar Zeeland, en de HZ University of Applied Sciences een totaalconcept ontwikkelen als blauwdruk voor duurzame perceel gebonden kweek van tapijt- en venusschelpen. Hiertoe zullen de projectpartners al het benodigde onderzoek en ontwikkelwerk verrichten om duurzame perceel gebonden tapijt- en venusschelpkweek in Nederland op korte termijn commercieel mogelijk te maken. Onderzoek en ontwikkelingen zullen betrekking hebben op alle verschillende fases van het kweek-, oogst- en verwerkingsproces; van de conditionering van ouderdieren tot de oogst en de verwerking van streekgebonden tapijt- en venusschelpen. De blauwdruk voor kleinschalige en duurzame kweek van tapijt- en venusschelpen zal bestaan uit enerzijds de benodigde kennis over de optimale kweek van de schelpdieren, en anderzijds uit verschillende ontwikkelingen ten behoeve van de kweek, oogst, en verwerking. ConditionerenWerkzaamheden beslaan het hele proces van kweek tot verkoop van tapijt- en venusschelpen en bestaan onder andere uit het conditioneren en paairijp maken van volwassen schelpdieren, testen van gunstige kweekomstandigheden voor larven en broed, het monitoren van verdere groei tot aan het testen van sorteren en verpakken van de schelpdieren. De bevindingen zullen na afloop van het project, naar verwachting in december 2024, bekend worden gemaakt onder andere op de website van HZ University of Applied Sciences gepubliceerd worden. Hier blijven de resultaten vindbaar tot ten minste 5 jaar na afloop van het project. Tevens zijn de bevindingen van dit project op aanvraag kosteloos beschikbaar voor alle ondernemingen die in de betrokken sector of subsector actief zijn. Het project is medegefinancierd door Subsidieregeling Duurzame Visserij en Aquacultuur (SDVA).

Hz Waterdunen 2019 Web 25Pr 01

Flipfarm in Waterdunen

Tot op heden worden oesters in Nederland gekweekt op de bodem van ondiepe wateren (i.e. bodemcultuur) of op zogenaamde kweektafels. Bodemcultuur oesters worden tweemaal per jaar verplaatst om ideale omstandigheden voor de groei te garanderen en optredende verzanding het hoofd te kunnen bieden. Deze handelingen kosten veel scheepsbewegingen en handmatige arbeid. De kweekwerkzaamheden kunnen daarnaast voor ongewenste druk zorgen op de omgeving. De verwachting is dan ook dat strengere regelgeving de ruimte waar oesters mogen worden gekweekt zal laten afnemen. Daarnaast vormen predatoren, zuurstofloosheid en weersomstandigheden een belemmering en groeiende zorg voor de bodemcultuur. Alternatieve productiemethodes op basis van kweektafels vergen in vergelijking relatief veel handmatige arbeid; soms moeten de oesters tot wel vijftienmaal per jaar worden geschud ten behoeve van het verkrijgen van een mooie vorm schelp. Daarnaast leiden de kweektafels ook tot spanning in droogvallende gebieden waar ook veel foeragerende trekvogels voorkomen. DrijfsystemenDit vormt de reden om binnen dit project een nieuwe kweekmethode te ontwikkelen o.b.v. drijfsystemen welke duurzame kweek van oesters mogelijk maakt in getijde omgevingen, met als bijkomend voordeel minimale handmatige arbeid door zaken (mechanisch) te automatiseren. De basis van het voorgenomen ‘flipfarmsysteem’ bestaat uit verschillende drijvende manden, waarin de oesters worden opgekweekt. De manden zijn met elkaar verbonden door middel van een lijn. Verschillende boeien en ankers (i.e. grid) houden de kweekmanden op de beoogde locatie en hoogte in de waterkolom (afgestemd op optimale algenconcentraties). Er zal een methodiek worden ontwikkeld om de manden regelmatig te keren (met minimale arbeid) ten behoeve van het verkrijgen van een mooie oestervorm; hierbij zal worden onderzocht om efficiënt gebruik te maken van de getijdewerking. Daarbij wordt een innovatief systeem ontwikkeld om de oesters gedurende het proces op een slimme en geautomatiseerde wijze te classificeren en sorteren, zowel gedurende de opkweek als op het moment van oogsten. Samenvatting Samengevat bestaat het beoogde flipfarmsysteem uit een drietal onderdelen, welke binnen dit project ontwikkeld en gedemonstreerd zullen worden: Drijfsysteem: De basis van het nieuwe kweeksysteem zal worden gevormd door een aantal drijvende oestermandjes die in het bovenste gedeelte van de waterkolom (oestergeul) drijven. Hier zit de meeste voeding (van nature voorkomende algen) en daardoor treedt snelle groei op. Daarnaast zal het drijfprincipe het mogelijk maken om de kweek beter te sturen, oftewel minder afhankelijk van de stand van het tij, zoals bij de kweektafels het geval is.Flipsysteem: Om een mooie vorm schelp te verkrijgen (welke veel marktwaarde heeft) is het idee om deze drijvende systemen met een flipsysteem periodiek en volledig automatisch te kantelen. Hierdoor worden feces en scherpe delen van de schelp verwijderd. Uitgangspunt is om dit kantelproces op natuurlijke basis te laten plaatsvinden met behulp van getijde/stroming/wind.Sorteertechniek: Daarbij wordt er binnen dit project technisch nieuwe sorteertechniek ontwikkeld om in het kweekproces te komen tot nauwkeurige en geautomatiseerde classificering van de oesters (in alle opkweekfasen), waarmee op efficiënte en slimme wijze kan worden gesorteerd. Middels een pilot in het natuurgebied Waterdunen beogen de projectdeelnemers J.P. Dhooge BV en HZ University of Applied Sciences aan te tonen dat: Impact op omgeving en natuur van de nieuwe methodiek zeer gering is;Het systeem mogelijkheden biedt om (op modulaire wijze) verder uitgerold te worden in andere getijden omgevingen en als mogelijk alternatief kan dienen voor bodemcultuur;Op een (kosten)efficiënte en geautomatiseerde wijze kwalitatief hoogwaardige oesters kunnen worden gekweekt met deze methode. Dubbele dijkHet systeem zal de oestersector zodoende kansen bieden om op economisch interessante manier te verduurzamen; minder scheepsbewegingen, minder effect op de omgeving en natuur en minder benodigde handmatige arbeid. Daarnaast zien de projectpartners mogelijkheden om de productieactiviteit te koppelen aan meervoudig ruimtegebruik en kustbeschermingstechniek c.q. ‘Dubbele dijk’-principe. De ruimte tussen de twee dijken zal getijde hebben waar dit productieproces uitermate efficiënt op kan worden afgestemd. De beperkte natuurimpact van het kweekproces maakt het eveneens mogelijk om meervoudig ruimtegebruik toe te passen in Natura-2000 gebieden op basis van dit kweeksysteem. Het voorgenomen flipfarmsysteem stelt de oestersector zodoende in staat om op commercieel interessante en duurzame manier te produceren in harmonie met de natuur, recreatie én de kustverdediging van Nederland. De bevindingen zullen na afloop van het project, naar verwachting in december 2024, bekend worden gemaakt onder andere op de website van HZ University of Applied Sciences gepubliceerd worden. Hier blijven de resultaten vindbaar tot ten minste 5 jaar na afloop van het project. Tevens zijn de bevindingen van dit project op aanvraag kosteloos beschikbaar voor alle ondernemingen die in de betrokken sector of subsector actief zijn.

Header Zeewier

Zeemos

De vraag naar zeewier als versproduct en als ingrediënt voor allerlei toepassingen groeit wereldwijd. In toenemende mate zijn zeewierkwekers actief in de Zuidwestelijke Delta. In Zeeland houden drie bedrijven zich bezig met zeewierkweek: Zeewaar, Stichting Zeeschelp en Veersche Wier. Op verschillende locaties (5-10 ha) in Zeeland worden met name winterwieren (vooral het bruinwier Saccharina latissima) gekweekt. Daarbij wordt het uitgangsmateriaal in oktober als kleine stekjes aan lijnen aan drijvende constructies uitgehangen en eind april – half mei (dus na 8 maanden) geoogst. Het wier heeft zo nog net een groeispurt in het voorjaar, maar heeft geen last van biofilmvorming die vaak vanaf begin zomer optreedt. Zeewierkwekers zijn op zoek naar nieuwe locaties voor uitbreiding van hun productie. Het Living Lab Schouwen Duiveland (een netwerkorganisatie van overheden, bedrijven en kennisinstellingen) is benaderd om de mogelijkheden voor nieuwe productielocaties in de Zuidwestelijke Delta te onderzoeken. HZ University of Applied Sciences heeft samen met de Provincie Zeeland een aantal studies uitgevoerd. Uitkomst was dat er nauwelijks nieuwe beschikbare ruimte in Oosterschelde en Grevelingen is voor zeewierkweek als enige bestemming op een locatie. De meeste mogelijkheden lijken te liggen in het medegebruik van locaties, met name die al een bestemming voor aquacultuur hebben. Geanalyseerd is vervolgens welke vormen van aquacultuur een reële optie voor medegebruik met zeewier hebben. Bestaande bodemcultuurplots voor oesters en mosselen en mosselzaadinvanginstallaties zijn daarvoor om verschillende redenen minder geschikt. De meeste kansen voor zeewierteelt zijn er op de locaties van mosselhangcultuur. In de Zuidwestelijke Delta, met name in de Oosterschelde hebben verschillende bedrijven een vergunning voor kweek van mosselen aan drijvende constructies en lijnen (hangcultuur). In totaal gaat het om 167 ha. Daarnaast zijn er nog ontheffingen verleend in Grevelingen (10 ha) en Veerse Meer voor initiatieven met hangcultuurkweek van mosselen. De productietijd is over het algemeen 20 maanden: mosselzaad van 1 cm wordt in september/ oktober ingesokt en opgehangen op de locatie en vanaf half mei tot eind juni geoogst en op de markt gebracht. Ervaring van kwekers is dat op een locatie de hoeveelheid voedsel (microalgen) in veel gevallen de beperkende factor voor mosselproductie is. Het motto is dan ook: ‘Minder is meer’. Reductie van standing stock op een locatie levert een betere kwaliteit (meer vlees en hogere opbrengst) van mosselen op. In de praktijk wordt een vuistregel gehanteerd om ten minste 30% van de beschikbare ruimte op een locatie vrij te laten van mosselen. Dat zou betekenen dat er in potentie op hangcultuurlocaties, ±55 ha beschikbaar is voor zeewierteelt. Er zijn nog weinig praktijkvoorbeelden van het combineren van hangcultuurmossel kweek met zeewierkweek. Het project Zeemos beantwoordt de kennisvragen die inzicht geven in de mogelijkheden om beide kweken samen te laten plaatsvinden. De onderzoeksvragen zijn: Hoe beïnvloeden zeewierkweek en mosselhangcultuur op eenzelfde productielocatie elkaar wederzijds?Wat is de optimale combinatie in de setting van een farm en wat doet dat met de omgeving?Wat is de invloed van de plaatselijke lokale omstandigheden (stroming, nutriënten, voedsel (mogelijke beperkende factoren als nutriënten en microalgen) op de beide onderzoeksvragen?

Oesters

Verbeteren invang en ontwikkeling oesterbroed

Het project heeft tot doel om samen met oesterkwekers methoden te ontwikkelen die een hogere invangefficiëntie van oesterbroed opleveren en een betere overleving in het daarop volgende jaar. Daartoe worden verschillende manieren voor broedinvang onderzocht vergeleken: op verschillende locaties, posities en tijdstippen in de kweekgebieden van de Oosterschelde en het Grevelingenmeer. De timing van invang is essentieel voor succes. Om de juiste timing te bepalen worden de concentraties oesterlarven in de waterkolom gemonitord. Op verschillende locaties worden invangexperimenten gepland om zo de relatie tussen de factoren timing, perceellocatie, positie en invangefficiëntie te onderzoeken. Het oesterbroed dat is ingevangen op de verschillende locaties met verschillende methoden wordt vervolgens op verschillende tijdstippen overgebracht naar bodemkweekpercelen en gecontroleerd opgevolgd om overlevingskansen gedurende de gevoeligste periode van het eerste levensjaar in kaart te brengen. OesterkwekersHet project is opgezet vanuit kennisvragen vanuit de oestersector. Hierdoor is er een nauwe samenwerking met de oestersector en zijn ze betrokken, in het meedenken en uitvoeren, bij de opzet van de onderzoeksexperimenten. De experimenten worden vervolgens opgevolgd en verwerkt door studenten en docentonderzoekers en vertaald naar onderzoeksrapporten en andere rapportages. ProjectDe onderzoeksgroep Aquaculture in Delta Areas is penvoerder van dit project en werkt samen 8 Zeeuwse Oesterkweekbedrijven, Nederlandse Oester Vereniging, Machinefabriek Bakker BV en Wageningen Marine Research. Dit project wordt mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning door het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA.