Pagina 1 van 7
De onderzoeksgroep Water Technology is partner in het Horizon 2020 programma van de Europese Unie voor het onderzoeksproject AquaSPICE. AquaSPICE richt zich op het bevorderen van de duurzaamheid van procesindustrieën door middel van digitale en circulaire innovaties op het gebied van watergebruik.
In de meeste industrieën wordt water gebruikt tijdens de productieprocessen. Naar schatting wordt 20% van alle zoetwaterverbruik wereldwijd door de industrie gebruikt. Innovatie in waterbehandeling kan voor belangrijke industriële watergebruikers gesloten kringlopen tot bijna 100% efficiëntie brengen door terugwinning en hergebruik van hulpbronnen.
Waterschaarste is een werkelijkheid voor sommige locaties van Dow in Europa. Dow zoekt naar mogelijkheden om de zoetwaterinname in de verschillende productielocaties te verminderen door waterstromen te hergebruiken. De waterstromen zullen worden behandeld met technologieën om ze opnieuw in de processen te kunnen gebruiken. Daarom zal een proef worden uitgevoerd met containers met verschillende waterbehandelingstechnologieën.
De pilot wordt uitgevoerd bij Dow Terneuzen, Dow Böhlen en BASF Antwerpen. Op elke locatie zullen verschillende waterstromen met verschillende behandelingen worden getest. Deze case study is een samenwerking tussen Dow (Terneuzen en Böhlen), Universiteit Gent, Evides Industriewater, RWTH Aachen University en HZ University of Applied Sciences.
Daarnaast zal de nadruk liggen op intelligent waterbeheer. Er zal een cyberfysisch watersysteem worden gecreëerd met een meetnetwerk van real-time sensoren en er zal een model worden geconstrueerd waarin beslissingen kunnen worden genomen.
Hans Cappon, Emma McAteer en Lies Hamelink, van de onderzoeksgroep Watertechnologie, werken mee aan het AquaSPICE-project. Zij zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van het operationele werk van de pilots bij Dow Terneuzen en Dow Böhlen en nemen deel aan de gegevensanalyses en de evaluatie van de resultaten.
Gemeenschappelijke uitdaging
De bouwsector is een grootverbruiker van hulpbronnen: 30-50% van alle in Europa gebruikte materialen gaat naar de bouw. Tussen 2003 en 2011 werd in de EU jaarlijks ongeveer 1200-1800 megaton aan bouwmaterialen gebruikt, die jaarlijks 33% van de totale CO2-uitstoot veroorzaken. De gebruikte componenten en materialen zijn echter vaak niet aanpasbaar tijdens hun gebruiks- en levenscyclus, omdat de meeste bouwprojecten nog steeds lineair worden ontworpen, waardoor hergebruik moeilijk is en de hulpbronnenefficiëntie dus laag. Ondanks de wens van de EU om van lineaire naar circulaire systemen over te stappen, zijn toepasbare circulaire benaderingen schaars. Vooral die welke de technische en biologische cyclus koppelen aan een integrale benadering van sectorale aspecten: techniek, economie & financiën en kader & regelgeving. Om verandering naar een integrale circulaire biogebaseerde aanpak in de bouwsector mogelijk te maken, zijn nieuwe rollen van belanghebbenden in de bouwsector nodig (fabrikanten, bouwers, beleidsmakers, investeerders, aannemers & eindgebruikers).
Algemene doelstelling
De algemene doelstelling van CBCI is het opzetten van de basis voor de circulaire biogebaseerde bouwsector om een integraal onderdeel te worden van de bouwmarkt in het 2 Zeeën gebied. In dit project stellen we de bouwsector niet alleen in staat om een integrale (proces)aanpak voor circulair bouwen te hanteren, maar ook om biobased materialen in een circulaire context voor gebouwen (koppeling technische en biologische cyclus) te gebruiken voor gebruik en levenscyclus (ontwerp, productie, gebruik, onderhoud en hergebruik). CBCI wil ook verandering teweegbrengen in de financiering & bekostiging van circulaire projecten, circulatievriendelijke aanbestedingen bevorderen, het regelgevingskader aanpassen en de (toekomstige) professionals voorbereiden op circulair werken.
Deze integrale aanpak zal een nieuwe tak van de bouwsector ontwikkelen en versterken en het gebruik van niet-duurzame hulpbronnen (materialen, energie) terugdringen, de hoeveelheid afval en CO2-uitstoot verminderen en het gebruik en hergebruik van hulpbronnen in de bouwsector vergroten.
Resultaten
Dankzij de integrale aanpak van CBCI zullen diverse outputs worden geproduceerd die een breed effect op de sector zullen hebben. Er zullen drie white papers worden gepubliceerd om de belanghebbenden die verantwoordelijk zijn voor financiering en financiering, voor het regelgevingskader (beleidsmakers) en voor aanbestedingen te beïnvloeden, met als doel de verschuiving naar meer circulariteit voor professionals te vergemakkelijken door een stimulerende omgeving. Professionals zullen ook profiteren van een praktische gids en een haalbaarheidsstudie, als instrumenten om hen te begeleiden bij circulaire bouwprojecten, in elke fase van het proces. Het project zal ervaring en kennis verzamelen door middel van living-labs, die als proof of concept van circulaire biogebaseerde bouw (CBC) zullen blijven, en als grensoverschrijdende onderwijsmodellen zullen dienen. Naast deze fysieke belichamingen zal CBCI lesmateriaal ontwikkelen voor professionals en studenten dat de nodige kennis zal verschaffen aan (toekomstige) professionals om de lineaire bouwbenadering te vervangen voor een circulaire.
Grensoverschrijdende aanpak
Ten eerste is een grensoverschrijdende aanpak nodig omdat circulair biobased bouwen nog maar net begonnen is. Geen van de regio's beschikt al over alle kennis, ervaring en faciliteiten op dit gebied. Om de invoering van CBC te versnellen, is uitwisseling nodig. Kennis van technische aspecten van biogebaseerde materialen en procesbeheer is vooral beschikbaar in de universiteit van Bath in het VK, terwijl pilots in het VK, NL en BE daar behoefte aan hebben. Evenzo is kennis over biogebaseerde bouwmaterialen, procesbeheer en bedrijfsmodellen beschikbaar in BE en NL, terwijl alle gebieden daarvan kunnen leren. Ook kan de hele regio via waarnemer Cd2e profiteren van het sterke netwerk van kleine en middelgrote ondernemingen in FR die ervaring hebben met afvalverwijdering. Ook is grensoverschrijdende samenwerking nodig om een kritische massa van hernieuwbare, biogebaseerde, materialen te bereiken om de ontwikkeling van biogebaseerde elementen aan te pakken. Ten slotte verruimt de vergelijking van grensoverschrijdende gevallen het leerproces. Er kunnen algemene patronen worden vastgesteld die anders onopgemerkt zouden blijven.
Het Interreg 2 Zeeën-project Circular Biobased Construction Industry (CBCI) onderzoekt hoe je grondstoffen in de bouw efficiënter kunt gebruiken om daarmee de CO2-uitstoot te verminderen. Niet alleen in de bouwfase, maar tijdens de hele levenscyclus van een gebouw. Voor de transitie naar een circulaire economie wordt een integrale aanpak voor circulair en biobased bouwen ontwikkeld, die de basis vormt voor de bouwsector.
De bouw is een grootverbruiker van materialen en verantwoordelijk voor ongeveer 33 procent van de totale CO2-uitstoot. Momenteel zijn de gebruikte componenten en materialen vaak niet aanpasbaar tijdens de levenscyclus. Ze zijn ook niet gemaakt van hernieuwbare, biobased materialen. Dit komt omdat de meeste bouwprojecten nog op een lineaire manier zijn ontworpen, wat hergebruik van materiaal bemoeilijkt. Een transitie van de huidige, lineaire bouw’naar een biobased, circulaire bouw is noodzakelijk.
Integrale aanpak
Om circulair en biobased bouwen te kunnen realiseren is een integrale aanpak nodig waarin processen, disciplines, bedrijven en wet- en regelgeving veranderd moeten worden. Dit betekent dat bestaande rollen van belanghebbenden in de bouwsector veranderen en nieuwe rollen nodig zijn.
Binnen CBCI wordt een aanpak ontwikkeld die samenhang garandeert tussen technische, juridische en sociale aspecten en businessmodellen om biobased en circulair te kunnen ontwerpen en bouwen. Wat wordt ontwikkeld moet vervolgens op industriële schaal kunnen worden gemaakt.
Bouwprojecten
Twee real-life bouwprojecten vormen de kern van het CBCI-project. Dit zijn de zogenaamde living labs. Het eerste living lab is de uitbreiding van de GGZ-kliniek van de zorgorganisatie Emergis in Zeeland. De tweede is een nieuwbouw project van de KU Leuven voor de universiteitscampus in Gent in België. Sinds de start van het project zijn er cruciale keuzes gemaakt bij de aanbesteding van de living labs. Voor projectpartner Emergis is een Design & Build-aanbesteding gekozen voor de totale renovatie en nieuwbouw, terwijl projectpartner KU Leuven alleen Design & Build heeft gekozen voor de structuur en het skelet, terwijl er voor de plug-in modules is gekozen voor lease voor de HVAC-systemen plus de sanitaire en technische installaties.
HZ University of Applied Sciences werkt in het project samen met negen andere kennisinstellingen en organisaties en ruim twintig partners uit Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.
Het project ‘Overleven met Kanker’ wil bijdragen in de ontwikkeling van de eigen kracht van mensen die kanker krijgen door naar de kwaliteit van de informatievoorziening te kijken. Goede informatie op het goede moment, op de goede manier gebracht en met de goede inhoud helpt mensen om met kanker om te gaan, zowel psychisch, lichamelijk als sociaal.
De groep focust daarbij op vier onderwerpen:
‘Dare2Connect - Transparancy in shipping cost and Carbon Footprint’ onderzoekt het duurzamer en efficiënter inrichten van het containertransport. Het doel is om inzicht te krijgen in de randvoorwaarden en kennis op te bouwen over de succesfactoren. HZ University of Applied Sciences, HelloContainer, Dacomex, iSHARE/UC Groep en Zeeland Connect zijn de projectpartners.
De opkomst van digitale, logistieke platformen is een gamechanger voor bestaande partijen in de transportmarkt. Online platforms maken de transportmarkt transparant door het bundelen van vraag en aanbod. Daarmee wordt beschikbare capaciteit in de markt beter benut en dalen de kosten en prijzen in de keten. Anderzijds bundelt een online platform de vraagzijde van de markt en zorgt het ervoor dat aanbieders een groter aantal potentiele klanten bereiken. Online platforms zijn disruptief omdat ze gebruikers op basis van geavanceerde technologie en data individueel en op maat bedienen – aangeduid als een user-centric approach – en daarmee bestaande partijen die daar nu in actief zijn verdrijven en op basis van data nieuwe diensten en businessmodellen ontwikkelen. Bedrijven als Bol.com, Zalando, Amazon, Booking en Uber zijn bekende voorbeelden van succesvolle platformen.
Innovatief
In transport en logistiek hebben digitale, logistieke platformen zich tot nu toe vanwege de complexiteit van de logistieke keten beperkt tot een deel van de keten (port-to-port: van haven naar haven) of tot een gespecialiseerde deelmarkt (containerwegvervoer).
Dit project wil een stap verder gaan en de logistieke exportketen van ‘door-to-port’ digitaliseren en exporteurs via een online portal de logistiek laten boeken en managen. Hierbij is het uitgangspunt dat een verlader een optimale keuze voor zijn containertransport kan maken op basis van kosten, efficiency en milieueffecten van zijn transport.
Boekingsplatform
De ontwikkeling van een innovatief boekingsplatform voor containerlogistiek in Zeeland draagt bij aan een progressieve reactie op de huidige uitdagingen. Naast het optimaliseren en verduurzamen van de logistiek in de sector in Zeeland draagt dit project bij aan een bredere digitale transformatie. Naarmate de digitalisering voortschrijdt ontstaan er nieuwe kansen voor bedrijven. Zij maken gebruik van instrumenten voor dataverzameling en -analyse om gelijke tred te houden met de evolutie van de sector. Het innovatief omgaan met technische innovaties en het samenbrengen van ontwikkelingen zorgt dat het domein van het kennis- en innovatienetwerk Havens en Logistiek niet alleen digitaliseert, maar zich aanpast om mee te kunnen ontwikkelen in een digitale wereld. Op deze manier heeft het project impact op de digitale transformatie van de afnemers én de sector. Dit maakt de sector in Zeeland minder kwetsbaar, weerbaar tijdens verwachtte veranderingen en open voor nieuwe innovaties.
Dit project is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van OP-Zuid. Meer informatie is te vinden op deze website.
Wereldwijd zorgen riffen, gebouwd door biobouwers zoals koralen en schelpdieren, voor belangrijke ecosysteemdiensten waaronder kustveiligheid, visserij en recreatie.
Deze riffen staan echter onder toenemende druk en door het verlies van natuurlijke harde substraten gaat ook de biodiversiteit en productiviteit van het mariene ecosysteem achteruit. Tegelijkertijd is er juist een toename van kunstmatig hard substraat voor mariene infrastructuur, zoals dijken, havens en golfbrekers. Vanwege de goede verwerkbaarheid en grote toepasbaarheid is het meest gebruikte materiaal voor mariene infrastructuur beton. Beton heeft echter grote nadelen zoals de hoge uitstoot van CO2 en de chemische samenstelling; op beton groeien er andere levensgemeenschappen dan op natuurlijke riffen.
Verduurzamen
In dit project werken verschillende partners uit zowel bouwkundige als ecologische hoek aan de vraag welke alternatieve materialen gebruikt kunnen worden om mariene infrastructuur te verduurzamen en tegelijk de onderwaternatuur te verrijken.
Om deze vraag te beantwoorden worden alternatieve materialen voor beton geproduceerd en getest op conventionele eigenschappen zoals verwerkbaarheid en sterkte. De meest kansrijke materialen worden in experimenteel labonderzoek getest op de vestiging van indicatorsoorten, waarna de best functionerende materialen worden gecombineerd. Via experimenteel veldonderzoek in de Waddenzee, de Zeeuwse delta en bij Saba (Caribisch Nederland) wordt de ontwikkeling van ecologische gemeenschappen op de proefblokken onderzocht en wordt een laatste selectie gemaakt. Op deze manier resulteert het ECODAMI project in duurzame en ecologisch optimale bouwmaterialen die direct toepasbaar zijn in mariene infrastructuur.