In het project ‘Werken met waterlandschappen’ onderzoekt een consortium of je een natuurinclusieve inrichting van grote wateren kunt koppelen aan een krachtige economie. De nadruk ligt op het waterlandschap achter en tussen de dijken. Het lectoraat Building with Nature van HZ University of Applied Sciences is één van de deelnemers.

Het onderzoek vindt plaats in drie gebieden: de Noord-Hollandse IJsselmeerkust (Koopmanspolder), de Zuidwestelijke Delta en de regio Eems-Dollard. Door middel van werkateliers kijken de deelnemers hoe ze een natuurinclusieve inrichting kunnen koppelen aan verdienmodellen voor recreatie, landgebruik en waterbouw. De inzichten die ze daarbij opdoen moeten ook kunnen worden gebruikt in andere gebieden in Nederland.

Sinds de start van het project in 2021 zijn er meerdere werkateliers geweest. Twee waren er in Zeeland. De eerste vond plaats in het Kustlaboratorium in Waterdunen, de tweede in Zuid-Beveland. Tijdens dat laatste atelier in de Schaapskooi in Nisse stond het boerenperspectief in een waterkerend landschap centraal. De deelnemers gingen in Zuid-Beveland op zoek naar waterlandschappen waarin voedselproductie, waterveiligheid, recreatie en natuurbeheer worden gecombineerd. Ze spraken daar niet alleen over boeren, maar ook met boeren. Hun zorgen werden ter harte genomen en meegenomen in het vervolg van het project. Ook waren er sprekers van waterschap Scheldestromen en het Deltaplan Zoet Water van de provincie en waren er gesprekken met de eigenaar van camping Scheldeoord, Natuurmonumenten en ZLTO.

Niet verbonden aan planprocessen

In Zuid-Beveland wordt nagedacht over de toekomst van het kustlandschap van de Westerschelde binnen bijvoorbeeld het Hoogwaterbeschermingsprogramma en het Deltaplan Zoet Water. Daarin komen allerlei belangen samen. Tijdens het werkatelier probeerde het consortium die belangen nu al samen te brengen, voordat er plannen worden gemaakt.

In een werkatelier in Groningen, dat een paar maanden na de bijeenkomst op Zuid-Beveland plaatsvond, zagen de deelnemers dat de regio’s veel overeenkomsten hebben: de gevolgen van zeespiegelstijging, verzilting, de natuuropgave en bewoonbaarheid van het gebied op termijn. Ook hier werd onder meer gesproken met boeren en belangenorganisaties.

Het voordeel van het project is dat het niet verbonden is aan lopende planprocessen in de gebieden. De werkateliers zijn daardoor een startpunt voor een broedplaats met nieuwe ideeën, integrale benaderingswijzen, koppelkansen en sociale innovatie. Uiteindelijk moeten er perspectieven komen met maatschappelijke meerwaarde voor iedereen. De bouwstenen daarvoor komen voort uit het project.