‘Awe!’ of het gevoel van verwondering is een fundamenteel gevoel en wordt in de hele wereld op dezelfde manier uitgedrukt: geopende handen, open mond en opgeslagen ogen. Dat gevoel van verwondering leidt tot groei en dat is in zichzelf zingevend. Het gevoel van zingeving is wat Sterre Hoenderop-Gielen met haar te ontwikkelen onderwijsconcept beoogt.

Het concept maakt deel uit van haar promotieonderzoek naar het vergroten van de weerbaarheid van jeugdprofessionals door zingeving in het werk. Ze wil samen met mensen uit het veld en onderwijsprofessionals onderwijs ontwikkelen waardoor studenten met zelfkennis en een open blik het werkveld instappen, zodat ze zich kunnen richten op de groei die voor henzelf én hun cliënten zo belangrijk is.

In dit gesprek raken we allerlei zaken aan die niet alleen voor de jeugdzorg, maar ook voor het onderwijs en het hele sociale domein belangrijk zijn, zoals hoe je er zelf voor kan zorgen dat je werk zinvol voelt, hoe je blijft doen wat ertoe doet in plaats van wat gemakkelijk te meten is en welke rol leidinggevenden daarin kunnen spelen.

Gevoel van urgentie

Sterres onderzoeksidee is ontstaan vanuit een gevoel van urgentie: een paar jaar na afstuderen is er namelijk veel uitval van startende jeugdprofessionals. ‘Zij vallen uit omdat ze het werk of hun caseload te zwaar vinden, zodanig dat ze daar zelf onder lijden. Uit onderzoek onder verpleegkundigen en onder startende leerkrachten bleek dat zingeving in werk een buffer vormt tegen die uitval. Mensen krijgen namelijk energie voor hun werk, als ze het gevoel hebben: het heeft zin wat ik doe. Ze hebben dan ook meer veerkracht op het moment dat ze geconfronteerd worden met tegenslag. Ik was dus benieuwd of in de jeugdhulpverlening zingeving in werk ook een beschermende factor zou kunnen zijn en weerbaarheid zou kunnen verhogen.’

Structuut onderzoek Sterre Hoenderop
Structuut onderzoek Sterre Hoenderop

Haar onderzoek is verdeeld in vier fasen: Sterre heeft het literatuuronderzoek en de praktijkverkenning afgerond. De uitkomsten heeft ze voorgelegd aan het werkveld. Ze maakt naar aanleiding daarvan twee artikelen die de basis vormen voor het onderwijsconcept dat ze met een actiewerkgroep van mensen uit het werkveld en een onderwijsprofessional wil ontwikkelen.

Bijzondere ontmoetingen

De focusgroep- en diepte-interviews met studenten, starters, ervaren jeugdprofessionals, leidinggevenden in de jeugdhulpverlening en mensen die na een aantal jaar gestopt zijn, leverden bijzondere ontmoetingen op. "Daarmee kwam ik tot de kern van wat het zo lastig maakt voor die starters: iedereen heeft een aangeboren weerbaarheid en iedereen heeft wat tegenslag nodig om die weerbaarheid te versterken, maar niet te veel, want dan val je om. Om die weerbaarheid te ontwikkelen heb je een bepaalde mate van uitdaging nodig en een bepaalde mate van openstaan voor die uitdaging. De ervaren professionals en leidinggevenden zeggen tegen die starters: wees open en kwetsbaar in dat proces, zodat wij kunnen aansluiten en je helpen om die stappen te zetten. Maar die studenten en starters zien vooral wat ze moeten kunnen, ze voelen bewijsdrang en ervaren druk om het goed te doen. Persoonlijke groei zit op het snijvlak van die weerbaarheid en zingeving: als je de uitdaging aankan en die je niet overweldigt, kun je groeien. En dat doe je niet alleen, dat doe je met de mensen om je heen."

Jeugdzorgstelsel

"De jeugdprofessionals die zijn gestopt, zeiden juist allemaal dat ze het gevoel hadden er alleen voor te staan. En dat heeft weer te maken met dat niet alleen de studenten en starters onder druk staan, maar ook de organisaties waar ze werken. Het hele jeugdzorgstelsel staat sinds de transitie in 2015 onder druk vanwege een stijging in complexe zorgvragen, een personeelstekort en ingewikkelde, bureaucratische regelingen. Om het goed te doen, heb je tijd nodig om elkaar op te zoeken, open te zijn, die groei aan te gaan en op die manier een gezonde werkcultuur te creëren. Deze ingrediënten werden door iedereen benoemd en dat is iets waar ik in mijn onderwijsconcept op kan voortbouwen: hoe weet je hoe het met je gaat, hoe weerbaar je je voelt? En hoe creëer je met elkaar een team en een organisatie waarin je fouten mag maken en daar open over kan zijn, zodat je aandacht geeft aan die persoonlijke groei? Dat is dus niet het voorkomen van tegenslag of preventief grenzen stellen om jezelf veilig te houden, maar juist met een open vizier aangaan wat zich aandient, wetende dat je gesteund wordt en dat je ervan kunt leren. Dat vraagt iets van individuen maar ook van het team en de organisatie."

Het onderwijsconcept

De ingrediënten die door je respondenten werden genoemd ‘om het goed te doen’ gaan voor mij over (persoonlijk) leiderschap. Aan wat voor onderwijs denk je dan?

"We begeven ons daarbij in het spanningsveld van waar heb je zelf invloed op en waarop niet? Wij kunnen onderwijs ontwikkelen, maar als studenten na dat onderwijs terechtkomen op een plek waar die openheid niet is en de randvoorwaarden er niet zijn, stopt onze invloed. Ik hoop dus dat onze actiewerkgroep op twee niveaus werkt: dat we onderwijs ontwikkelen waarin studenten zichzelf beter leren kennen en leren wat weerbaarheidsverhogend is, maar tegelijkertijd leren wat je mag verwachten van je team en organisatie, zodat ze het bespreekbaar kunnen maken als die randvoorwaarden niet kloppen. Omdat we steeds in gesprek zijn met het werkveld zelf hoop ik dat we daarin samen opgaan, zodat we samen leren en door elkaar gevoed worden. Ik ben ook op zoek naar een onderwijsinterventie waarbij niet alleen de studenten en starters, maar ook de docenten en de ervaren professionals zelf weer verdieping vinden. In die zin ligt hulpverlening dicht bij docentschap en onderwijs, omdat er altijd een lerende component is: zolang je kan groeien, voel je zingeving in het werk. Groeien en leren zitten dus heel dichtbij zingeving en dus ook bij weerbaarheid, de energie om je werk vol te houden eigenlijk."

De jeugdprofessionals en leidinggevenden nodigen ook uit tot openheid bij de studenten en startende jeugdprofessionals, maar ik herken uit de periode dat ik Nederlands gaf dat leerlingen het steeds lastiger vinden om antwoorden te geven op vragen, te delen, omdat ze juist geen fouten willen maken. Dan leer je dus niet?

"Het is de vraag of beoordelen en becijferen, wat het onderwijs veel doet, daar positief aan bijdraagt. Ik ben op het moment veel aan het lezen over transformatief leren: het je bewust worden van onbewuste veronderstellingen of verwachtingen en beoordelen of ze in een gegeven situatie wel zo relevant zijn voor het maken van een interpretatie, die dient als basis voor een beslissing. Je eigen referentiekaders zijn voor jou vaak zo vanzelfsprekend dat je ze niet meer opmerkt, maar als jouw referentiekaders botsen met die van iemand anders, ontstaat er iets van onzekerheid en daarna van leren. Iets wat jij zo vanzelfsprekend vindt, blijkt geen fundamentele waarheid te zijn en als je daarachter komt, gaat het schuren en ga je als het ware je referentiekader verruimen om nieuwe waarheden toe te laten. Daar zit ergens het leren waar we naar zoeken. Geen cognitief leren, niet eens emotioneel, maar meer existentieel leren vanuit wezenlijke vragen als: Wie ben ik? Hoe ben ik open? In hoeverre ben ik me bewust van wat mij mij maakt? Ik ben nieuwsgierig of we daar een vorm voor kunnen vinden die voldoet binnen het schoolsysteem, want juist het zichtbaar maken van dit soort leren en dat delen met anderen, is belangrijk voor je persoonlijke groei en daarmee voor zingeving en weerbaarheid."

"Het systeem achter de jeugdzorg schiet duidelijk tekort, omdat het niet leidt tot de beste ontwikkeling van al die gezinnen en kinderen, maar wij leiden studenten wel op voor dat systeem. Als we studenten transformatief kunnen laten leren, kunnen ze met die blik het systeem instappen en daar misschien een verandering teweegbrengen. We kunnen studenten leren om zelf goed te leren nadenken, zodat ze zich vanuit die zelfkennis en samen met de mensen om hen heen kunnen richten op de groei die bij henzelf essentieel is voor weerbaarheid, maar die bij hun cliënten ook essentieel is voor duurzame verbetering."

Eigenlijk zeg je dus dat jeugd- en onderwijsprofessionals het zelf ook nodig hebben om te groeien om die groei teweeg te kunnen brengen bij hun cliënten en leerlingen of studenten?

"Ja, om te blijven groeien, te ontwikkelen, verwonderd te blijven, geraakt te worden en steeds weer opnieuw te denken: hé, hier wil ik meer over weten. Ik heb net een boek van Dacher Keltner gelezen over verwondering of in het Engels: ‘awe’. Keltner zegt dat verwondering in zichzelf zingevend is. In die verwondering sta je open voor iets wat groter is dan jijzelf. Dat kan religieus zijn, spiritueel, maar ook humanistisch. Het gaat erom dat jij voelt: ik ben een zinvol onderdeel van een groter geheel, bijvoorbeeld de mensen om je heen of de natuur of het universum. Je hebt dan het gevoel dat wat jij doet, zin heeft, niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen. Dat is gezond voor de geest, versterkt welbevinden en dat versterkt ook weerbaarheid, want als je ‘awe’ voelt, dan gaat volgens Keltner dat neurotische stemmetje van wat er allemaal mis kan gaan, even naar de achtergrond. Het actieve aspect van jezelf, dat ervoor zorgt dat alles geregeld is, dat je succesvol bent, eigenlijk gewoon de versie van onszelf die de maatschappij graag wil zien, kun je even loslaten, en je kunt overschakelen op een meer receptief aspect van jezelf: ik ben onderdeel van een groter geheel, ik doe wat ik kan en ik sta open voor wat er komt."

Het tegenovergestelde bijna van de maakbaarheidsgedachte

"Daar komt volgens mij die prestatiedruk en geen fouten mogen maken vandaan .Als je je onderdeel voelt van een groter geheel, plaatst dat de dingen in perspectief, het relativeert. En dat is heel gezond. Dat is dus wel in jezelf aanwezig, je hebt de omgeving nodig, maar je hebt ook in jezelf iets wat contact kan maken met dat bredere perspectief. Systeemdenken, eigenlijk. Studenten zijn nog meer dan wij opgegroeid met dat gevoel van: het moet perfect, het moet in één keer goed. Zij zijn ook opgegroeid met social media en mobiele telefoons waarmee heel gemakkelijk gefilmd kan worden, dus dat door de maatschappij versterkte gevoel van moeten presteren en het goed moeten doen is bij hen extra sterk aanwezig."

Kun je een praktische tip geven aan een jeugd- of onderwijsprofessional die meer zingeving zou willen ervaren op het werk?

"Ga op zoek naar wat je raakt. Daar zit energie en die energie maakt nieuwsgierig, die maakt dat je je lekkerder in je vel voelt zitten en dat je niet op zoek gaat naar de prestatie, het beter willen zijn, ergens in uit willen blinken, maar naar die ervaring. Wat brengt beweging bij jou van binnen? En maak dat groter, want daar ga je je dan op verbinden met mensen die die daar ook blij van worden. En dan gebeurt het! Dat is volgens mij echt het tegengif tegen de burn-out. De burn-out is steeds weer doen waar je op leegloopt."

Zie je een rol voor leidinggevenden?

"Zij hebben zeker een belangrijke rol, omdat weerbaarheid een dynamisch begrip is. Iedereen heeft een aangeboren potentie tot weerbaarheid en die kan zich ontwikkelen, maar jouw omgeving bepaalt of je weerbaarheid naar buiten komt of niet. Die leidinggevenden hebben een belangrijke rol in de cultuur van een team van een organisatie. Zij bewaken als het ware de randvoorwaarden waaronder mensen hun weerbaarheid kunnen tonen en ontwikkelen. Tegelijkertijd moet ik zeggen dat die leidinggevenden ook weer onderdeel uitmaken van een soms erg grote organisatie. Daar zit een bestuur boven. Daar heerst ook weer een bepaalde cultuur, dus de leidinggevenden kunnen ook onder druk staan."

"Zolang het goed gaat, benoemen mensen in dit onderzoek het team als belangrijke steunfactor voor weerbaarheid. Op het moment dat het misgaat, wordt die leidinggevende heel belangrijk. Mensen geven aan dat het belangrijk is dat die leidinggevende terugkomt op wat je verteld hebt, wat moeilijk was en vraagt hoe dat is gegaan. Als de leidinggevende dat niet doet, dan voelt het voor werknemers alsof ze er alleen voor staan. Hij of zij is dus een soort poortwachter van de cultuur, maar ook in die individuele contacten kan hij of zij steunend zijn of juist niet steunend. Die steun is essentieel in de weerbaarheid van je professionals. Een leidinggevende is ook een rolmodel en als hij of zij dan voorleeft om op de prestatie te zitten en jou niet meer als mens ziet of kan aansluiten bij hoe het met jou als mens gaat, ga je dat als werknemer ook doen. Dat heeft direct effect op hoe die hulpverleners in gezinnen staan. Als je als leidinggevende voorleeft dat je open staat voor je werknemers en bijdraagt aan hun gevoel van weerbaarheid en zingeving, dan doen die werknemers dat ook."

Dat geldt ook voor het onderwijs, dat docenten met hun leerlingen omgaan zoals leidinggevenden met hen omgaan. Je kunt dan radar worden in de prestatiemachine?

"Je bent een mens en je doet mensenwerk. De leidinggevende moet dat bewaken. En juist omdat het mensenwerk is, is het zwaar, maar ook mooi werk en de jeugdprofessionals die dat zien, blijven staan. Het verschil kunnen maken, juist als het erom spant. Dat geeft natuurlijk een enorme voldoening."

"Daarnaast is er een machtsverhouding tussen jou en een gezin, dus gezinnen zijn ergens ook bang dat als zij niet aan jouw standaard voldoen, dat uiteindelijk zou kunnen leiden tot een uithuisplaatsing van de kinderen. En dan is het zo belangrijk is om daar als mens te kunnen staan, om je eigen projectiemechanisme te zien en te blijven groeien, want anders neem je vanuit vooroordelen besluiten die enorm veel gewicht hebben."

Is zingeving in werk daarom zo belangrijk in de jeugdhulpverlening, het onderwijs en eigenlijk het hele sociale domein?

"Het morele appel dat op je wordt gedaan, is groot. In de verpleegkunde gaat het over leven en dood. In het onderwijs over de toekomst van kinderen. De jeugdhulpverlening zit volgens mij daar enigszins tussenin: het gaat niet over leven en dood, maar als jeugdhulpverlener en zeker als jeugdbeschermer, neem je wel beslissingen die verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor een kind en voor het gezin. Je kunt dan ook niet helemaal overzien wat je veroorzaakt met je besluiten omdat het lange-termijn-besluiten zijn. Ik denk ook dat dat deels is wat het werk zo zwaar maakt, waardoor die zingeving en zeker het in gesprek zijn over zingeving en het gesprek daarover aangaan met je collega’s – welk verschil maken we wel? – daarover zo belangrijk zijn."


Bovenstaand interview is gemaakt door Jessica Melker, onderzoeker van het lectoraat Excellence and Innovation in Education.