Hugo de Jonge heeft donderdag 26 september de eerste Zeeuwse oesters van het nieuwe seizoen gegeten. De waarnemend commissaris van de koning in Zeeland proefde de schelpdieren tijdens de feestelijke opening van het seizoen. Tijdens het drukbezochte evenement was een belangrijke rol weggelegd voor Eva Hartog, onderzoeker van het lectoraat Aquaculture in Delta Areas.
Het lectoraat doet veel onderzoek voor de oesterkwekers. Zij moeten er namelijk alles aan doen om voldoende oesterlarfjes in te vangen en te helpen overleven. De Japanse oesterboorder is bijvoorbeeld een geduchte vijand. De kweek is dan ook lastig en verschilt per gebied. Zo valt er in het Grevelingenmeer – goed voor een kwart van het productieareaal - geen oesterbroed meer vanwege de veranderde waterkwaliteit.
Gekalkte dakpannen
De oesterkweek begint bij het invangen van dit oesterbroed (de eitjes of larfjes) op harde, kalkrijke materie. Jarenlang zijn hiervoor gekalkte dakpannen gebruikt. Nu worden mosselschelpen hergebruikt. Op oesterkweekpercelen in de Oosterschelde en Grevelingenmeer worden bedden met mosselschelpen gecreëerd om oesterbroed te vangen. Sinds de komst van de Japanse oesterboorder is de sterfte groot en staat de opbrengst onder druk.
Alternatieve methoden
Onderzoeksgroep Aquaculture in Delta Areas van HZ University of Applied Sciences test samen met het werkveld systemen in de strijd tegen de slak.
Deze systemen geven oesterbroed de kans om zich hoger in de waterkolom aan hard, kalkrijk materiaal te hechten. Testen met sokken met mosselschelpen en staande stangen met gekalkte schoteltjes laten tijdens testen in Frankrijk veelbelovende resultaten zien. De roofslak kan er niet bijkomen. “De alternatieve manieren van invang die wij nu testen laten bemoedigende resultaten zien. Door off bottom te werken is er minder sterfte door oesterboorders. Hoger in de waterkolom is er ook beter voedsel voor de oesters aanwezig”, zegt Eva Hartog.
Deze nieuwe methode vergt wel investeringen van de kwekers. Daarnaast moet de regelgeving worden aangepast.
In Nederland worden twee soorten oesters gekweekt: platte Zeeuwse oesters en holle Zeeuwse oesters, ook wel creuses genaamd. De productiegebieden liggen in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer. De productie van platte oesters ligt tussen de 1,5 en 2 miljoen stuks, de productie van de creuses bedraagt tussen de 15 en 20 miljoen stuks.