Sinds de invoering van passend onderwijs is de pedagogische rol van de leraar groter en complexer geworden. Op de bassischolen van Elevantio (Zeeuws-Vlaanderen) hadden ze daarom behoefte aan een hbo-pedagoog en Marieta Rozandaal en Rosalina Boer-Wirken, respectievelijk docent Pedagogiek en docent op de Pabo, onderzoeken met de basisscholen hoe een samenwerking tussen een leerkracht en een hbo-pedagoog eruit kan zien.
Inmiddels vindt dit onderzoek niet meer alleen plaats op basisscholen in Zeeuws-Vlaanderen maar ook op een middelbare school en in Amsterdam. Ben je geïnteresseerd in wat een hbo-pedagoog op jouw school zou kunnen betekenen? Lees dan dit interview.
Wat was de aanleiding voor jullie onderzoek naar de meerwaarde van een pedagoog in de klas?
Marieta: De aanleiding was dat een van de bestuurders van Elevantio bij HZ aan de bel trok met de vraag: ‘Kunnen we een onderzoek opzetten naar een aantal problemen die we op onze scholen ervaren?’ Die problemen komen voort uit de invoering van passend onderwijs, waardoor er meer kinderen met verschillende ondersteuningsbehoeften in de klas zitten. Tegelijkertijd bevindt Zeeuws-Vlaanderen zich in een krimpregio, waardoor klassen samengevoegd worden. Dat bengt ook uitdagingen met zich mee. En het lerarentekort speelt daar natuurlijk ook. Hierdoor is het voor de leerkrachten een steeds complexere opdracht geworden om elk kind zich naar zijn of haar volledige potentieel te laten ontwikkelen.
Was het meteen duidelijk dat de problemen die speelden, pedagogisch van aard waren?
Marieta: De bestuurder van Elevantio had zelf al bedacht dat een pedagoog een heel mooie aanvulling zou kunnen zijn, alleen het hoe en wat zouden we samen onderzoeken. In de evaluatierapporten van passend onderwijs wordt ook de suggestie gedaan om een andere beroepsgroep aan te boren, namelijk hbo-pedagogen. Alleen uit die evaluaties wordt niet duidelijk hoe die samenwerking er dan uitziet of welke taken een hbo-pedagoog dan op zich zou kunnen nemen. Het project is dan ook gestart met een student pedagogiek uit studiejaar 4 op een basisschool van Elevantio, om te onderzoeken wat een hbo-pedagoog precies kan doen.
Welke uitdagingen in het hedendaagse onderwijs zouden volgens jullie beter aangepakt kunnen worden met de inzet van pedagogen?
Marieta: Dat zijn vooral de uitdagingen die ontstaan doordat er veel meer diversiteit aanwezig is in de klas. Diversiteit aan culturele achtergronden door migratiestromen maar ook diversiteit in wat kinderen nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen, dus als het gaat over leren, gedrag en sociaal-emotionele ontwikkeling.
Rosalina: Voor leerkrachten op reguliere scholen ligt er steeds meer een pedagogische taak, omdat de complexiteit sowieso groter wordt. Het is belangrijk om eerst aan dat pedagogische stuk te werken, zodat kinderen goed in hun vel zitten, zich veilig en vertrouwd voelen en daarna tot leren komen. En wat is dan die basis die je nodig hebt om tot leren kunnen komen? Die vraag speelt steeds meer op scholen, omdat ze zien dat kinderen vastlopen in het ontwikkelproces. Het is belangrijk dat je dan met meerdere mensen om een kind heen kunt staan en kunt kijken naar wat het kind nodig heeft. Het gaat dus ook om gelijke kansen creëren. Je wil dat bijvoorbeeld kinderen met een instabiele thuissituatie of een migratieachtergrond die het cognitief allemaal wel gemakkelijk aankunnen, de juiste begeleiding krijgen, zodat iedereen gelijke kansen krijgt.
Het gaat dus niet alleen om meer mensen om een kind heen maar om meerdere perspectieven?
Rosalina: Voor een leerkracht is het logisch dat je je richt op de cognitieve ontwikkeling van kinderen, ze horen te leren lezen en schrijven, te leren rekenen, te leren automatiseren, dat is de basis, daarvoor komen ze naar school. En voor alles wat er verder aan vaardigheden en creativiteit omheen hangt, dat is een heel breed palet waar een leerkracht allemaal mee bezig is. Het curriculum staat in Nederland ook vast: hier moet je aan voldoen. Kinderen komen echter niet tot ontwikkeling op het moment dat er zoveel zorgen om het kind heen zijn.
Marieta: als al deze individuele kinderen ’s ochtends in de klas komen en die problemen niet kunnen ventileren, dan is het lastig voor ze om de aandacht bij de les te houden en dan kan er storend gedrag ontstaan, waardoor andere kinderen hun concentratie ook verliezen, waardoor het voor de leerkracht lastiger wordt om iedereen bij de les te houden. Die individuele problemen kunnen dus de gehele groepsdynamiek beïnvloeden, waar ook de leerkracht onderdeel van uitmaakt. Al die kleine individuele dingen bij elkaar worden dan een complex geheel.
Jullie hebben dus onderzocht hoe het werk van een hbo-pedagoog op scholen eruit kan zien: kun je hier voorbeelden van geven?
Rosalina: Voor schooltijd gebeurt er al veel en we zien dat een pedagoog bekijkt welk kind er bij binnenkomst al iets extra’s nodig heeft, voordat het überhaupt lekker in de klas kan gaan zitten. We hebben ook gezien dat groepen waar de groepsdynamiek te wensen overliet en waar de leerkracht te weinig positieve flow in kreeg, veiliger werden. De pedagoog is dan bezig met hoe de kinderen met elkaar omgaan, bijvoorbeeld tijdens wisselmomenten of een spel, en welke interventies zij nodig hebben om verder te kunnen met de daadwerkelijke lesinhoud. Er wordt dus aan de voorkant gekeken wat een kind of groep kinderen nodig heeft en die ondersteuning helpt vervolgens ook de leerkracht bij de les.
Marieta: Verder gaat het over beschikbaarheid, vervolgens observeren en dan vanuit kennis over kinderen, groepsdynamiek en ontwikkeling samen met de leerkracht kijken naar wat er in de groep speelt. ’s Ochtends is de leerkracht misschien nog bezig met de les klaarzetten of iets in de klas en dan ben je minder beschikbaar voor een kind dat bijvoorbeeld zijn verhaal kwijt wil.
Rosalina: Het is niet zo dat leerkrachten niet naar kinderen omkijken, maar zij hebben in hun hoofd: ik ga mijn les starten. Maar als een kind meer tijd nodig heeft om met die les mee te kunnen doen, dan kan een pedagoog met hem/haar aan de slag. Dat gaat misschien van de persoonlijke lestijd van dat kind af, maar het voorkomt dat de hele groep daar dan hinder van ondervindt. Als je zoiets als leerkracht wil doen, dan zit er een hele groep op je te wachten. En dat is ook niet altijd erg maar er is bijna iedere les wel een kind dat wat meer aandacht nodig heeft. Een pedagoog is er dus ook de hele tijd, terwijl bijvoorbeeld een ambulant begeleider er veel minder vaak is.
Rosalina: En veel basisscholen werken ook niet meteen met een ambulant begeleider, want dat is een niveauopschaling wat betreft zorg. Intern begeleiders hebben vaak veel werk op beleidsniveau en maken plannen voor kinderen zodat ze het onderwijs krijgen dat ze nodig hebben. Zij hebben niet zo veel ruimte om daadwerkelijk met al die kinderen aan het werk te gaan.
Marieta: En het doel van de inzet van pedagogen is ook vooral preventief, dus voorkomen dat uitdagingen zich zodanig opbouwen en escaleren dat een kind de klas uit moet naar een ambulant begeleider of met een intern begeleider aan de slag moet. Het is de bedoeling dat de kinderen zo veel mogelijk in de groep blijven.
Hoe ervaren de studenten die nu op basisscholen werken deze samenwerking?
Rosalina: Studenten die later met kinderen willen werken, twijfelen vaak over de vraag of ze pedagogiek willen doen of de pabo. En zij zien dan ook wel een uitdaging in de stage die bij ons onderzoeksproject hoort, want dan kom je op dat snijvlak van onderwijs en pedagogiek te werken.
Marieta: Er zijn altijd studenten pedagogiek die affiniteit hebben met het basisonderwijs maar bewust niet voor de pabo hebben gekozen. Ze vinden de doelgroep fantastisch, maar willen niet de juf of meester zijn. En dan komen we al snel uit bij co-teaching: samen met de leerkracht verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van kinderen, maar niet als pedagoog zelf voor de groep een rekenles geven. Het gaat om ontwikkeling los van de lesinhoud, om de totale ontwikkeling. En tegelijkertijd willen we het ook niet uit elkaar trekken, want sociale en persoonlijke ontwikkeling komen natuurlijk in elke les terug, bijvoorbeeld als een kind in de rekenles zijn aandacht er niet bij kan houden of als het niet uit een opdracht komt omdat er een ruzietje in een taalgroepje is. De studenten die hebben meegedaan en zijn afgestudeerd, kunnen tot nu toe op projectbasis bij Elevantio blijven, dus dat betekent dat we nu zes basisscholen hebben met zes hbo-pedagogen, van wie er drie zijn afgestudeerd en drie in studiejaar 4 van de opleiding zitten.
Wat is tot nu toe de meest verrassende ontdekking in jullie onderzoek geweest?
Marieta: We herkenden drie ‘typen’ leerkrachten bij de introductie van de hbo-pedagoog: in de eerste plaats leerkrachten die ervaren dat ze dit nodig hebben en zien dat ze kinderen in de klas hebben die de hulp van een hbo-pedagoog kunnen gebruiken, in de tweede plaats leerkrachten die zeggen ‘kom maar laten zien, ik ben benieuwd’ en in de derde plaats leerkrachten die sceptischer zijn en vinden dat het goed gaat zoals ze het nu doen.
De standaardreacties op elke verandering dus?
Marieta: Ja! En ik vond het zo leuk om te zien dat tot nu toe op elke school die sceptische groep aan het einde van het schooljaar misschien nog steeds sceptisch is, maar dan op de inhoud. Dan zeggen ze dus dingen als ‘het is eigenlijk belachelijk dat we maar één pedagoog hebben op deze school, want we hebben eigenlijk zo veel kinderen die daar baat bij zouden hebben’. Ik vind het mooi om te zien dat ook deze groep professionals ervaart dat een hbo-pedagoog hun iets te brengen heeft.
Rosalina: Daar sluit ik me bij aan. Ons onderzoek ging over het aantonen van de meerwaarde en je kunt daar zo ver in gaan als je zelf wil, maar die meerwaarde werd in het eerste jaar al duidelijk. Dat vond ik echt verrassend want er ligt dus iets waar we mee verder kunnen in het onderwijs.
Ervaren de leerkrachten het ook als werkdrukverlagend?
Marieta: Vorig jaar hebben we groepsinterviews afgenomen bij de leraren, daar zaten vaak ook ib’ers en directeuren bij en daar werd letterlijk gezegd dat ze werkdrukvermindering opmerkten. Dat had ermee te maken dat ze weer aan lesgeven toekwamen.
Rosalina: Ik vond het ook opvallend dat ze het belangrijk vonden dat ze geadviseerd werden bij hun handelen. Het zijn geen twee losse disciplines waarbij ieder zijn ding doet, maar de leerkrachten vonden het prettig als de hbo-pedagoog ze adviseerde over wat ze konden doen, omdat het voor hen soms echt een puzzel is. Dan kan een ander perspectief heel prettig zijn. Het samen zorgen voor de leerlingen werkte dus niet alleen verlichtend maar de pedagoog had ook een rol in het team en met die adviezen voelde de leerkracht zich competenter. Voor de leerkrachten is de druk vanuit de maatschappij om het goed te doen enorm groot en iedere leerkracht voelt de verantwoordelijkheid die bij zijn taak hoort, maar dat soort dingen kunnen je ook onzeker maken. Je wil als leerkracht gewoon goede lessen verzorgen, daarom ben je leerkracht geworden, en je hebt ook een pedagogische taak, maar als een bepaald deel van je werk steeds meer tijd en energie vraagt, je werkt uit balans raakt en je die goede lessen niet meer kunt verzorgen, dan gaat er iets mis in de kern van je taak. Dan voel je je niet meer competent.
Stel, jullie mogen het onderwijssysteem helemaal opnieuw inrichten. Welke rol zou de pedagoog dan krijgen?
Marieta: De plek naast de leerkracht. Het onderwijs is nu zodanig ingericht dat er altijd één leerkracht op een klas staat maar ik denk dat dat niet vol te houden is met het huidige lerarentekort. Het is ook te duur om er in elke klas een pedagoog bij te zetten. Maar als we het opnieuw zouden mogen inrichten, dan zou ik voor elke klas, en misschien moet dat dan een grotere klas worden, graag een leerkracht en een pedagoog plaatsen, die samen verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van kinderen. De leerkracht heeft zijn expertise en specialiteiten en de pedagoog ook, maar die krachten kun je fantastisch bundelen. Een leerkracht kan verantwoordelijk zijn voor de lesinhoud, voor een goede taal- of rekenles, terwijl de pedagoog insteekt op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en op de groepsdynamiek. Je hebt als leraar natuurlijk ook die driedubbele opdracht, maar de meeste druk ligt vaak op dat cognitieve.
Rosalina: Ja, we zijn een beetje uit balans geraakt en zetten die cognitieve ontwikkeling voorop, terwijl die twee andere vormen van ontwikkeling daar niet los van te zien zijn. Je kunt het hoofd van een kind er niet af draaien, zodat een leerkracht daarmee aan de slag kan. Als ik het onderwijs opnieuw zou mogen inrichten, dan zou ik de kaarten opnieuw schudden: de leerkracht heeft meer kennis van didactiek en daarnaast zeker ook van pedagogiek, terwijl de hbo-pedagoog meer expertise heeft op dat vlak en wellicht op didactisch vlak ook het een en ander weet. Het is dan ook niet heel belangrijk om meteen te weten wie wat doet, dat kunnen de leerkracht en de pedagoog samen uitzoeken, maar je kunt elkaar aanvullen.
Marieta: Het is ook echt iets anders dan een onderwijsassistent, want je kunt een hbo-pedagoog dezelfde verantwoordelijkheid geven als de leerkracht. Het gaat echt over samen verantwoordelijkheid dragen voor de ontwikkeling van kinderen en niet dat de leerkracht daarin de leiding heeft. Als je in de klas komt kijken en je zoomt in op één situatie, dan kun je inderdaad concluderen dat je kijkt naar een leerkracht met een onderwijsassistent, maar als je uitzoomt en kijkt naar het grotere geheel, naar de hele les of de les in de hele week, dan zou je iets anders moeten zien.
Lukt dat nu ook al: die gedeelde verantwoordelijkheid?
Marieta: Dat is wel een zoektocht en het verschilt ook tussen scholen hoe ze dat inrichten. Het heeft te maken met de visie van de school, de onderwijsvorm, bijvoorbeeld meer traditioneel of met units, de leerlingpopulatie, welke vragen er liggen en hoe complex die ondersteuningsbehoeften precies zijn, en wij hebben ook nog geen pasklaar antwoord op de vraag hoe je binnen traditioneel onderwijs goed kan samenwerken.
Rosalina: Daar ligt ook de uitdaging, want verandering is altijd spannend. Durven scholen die nu nog vrij traditioneel te werk gaan, dat los te laten en vanuit de vragen die er liggen, te kijken naar hoe ze daar mensen voor kunnen inzetten? Durven ze te pionieren? Daar staan we nu eigenlijk: het is niet meer de vraag of we die pedagoog in de school willen en of die meerwaarde heeft, maar hoe we die samenwerking gaan inrichten. En hoe je dat op de lange termijn succesvol laat zijn.
Is er iets waar je waar je de lezers van de nieuwsbrief op wil attenderen? Komt er bijvoorbeeld een bijeenkomst aan waar ze nog naartoe kunnen?
Marieta: Als je dit leest en je denkt ‘wow, wij zijn hier ook in geïnteresseerd’, laat dan van je horen, want dan kunnen misschien een samenwerking aan gaan. Op die manier weten we bijvoorbeeld ook dat ze in Amsterdam tegen dezelfde dingen aan lopen als in Zeeuws-Vlaanderen. Dat zou je qua regio misschien niet verwachten, een grote stad tegenover een krimpregio, maar leerkrachten zien dezelfde problemen bij hun leerlingpopulatie. Als je dit dus leest en je denkt dat dit ook op jouw school speelt, neem dan contact op. Ook in het voortgezet onderwijs, want daar zijn we op dit moment ook mee bezig.
Rosalina: Zoals we het nu doen, voelt het vertrouwd, en je hebt als leerkracht ook bewust voor het cognitieve én pedagogische stuk gekozen, maar je hoeft niet bang te zijn dat dat laatste stuk verdwijnt, want er is zoveel zorg nodig. Er gaat niet iets van je weggenomen worden wat je graag doet, maar je kunt gezamenlijk optrekken zodat je uiteindelijk een kind meer te bieden hebt.
Marieta: We zijn super gewend dat het onderwijs op deze manier is ingericht en verandering is spannend en roept weerstand op. Misschien zie je niet wat een verandering jouw school kan brengen of ervaar je de noodzaak niet, heb je voldoende leerkrachten. Maar het is dan wel zaak om ook vooruit te kijken en je af te vragen of dat over vijf jaar ook nog lukt. Dan is juist nu het moment, nu de noodzaak nog niet super groot is en er nog ruimte is, om hierover na te denken.
Jullie zijn onlangs voor dit onderzoek met Elevantio op studiereis geweest naar Kopenhagen. Welke inzichten heeft deze reis opgeleverd?
Rosalina: De studiereis heeft ons waardevolle inzichten gegeven in hoe de samenwerking tussen pedagogen en leerkrachten vorm kan krijgen. Wat ons opviel, is dat ook in Denemarken – waar deze samenwerking al sinds 2014 verplicht is – de praktijk nog volop in ontwikkeling is. Er zijn geen landelijke kaders voor co-teaching of interdisciplinair samenwerken, wat leidt tot grote verschillen tussen scholen. De meerwaarde van pedagogen in de klas wordt daar wel breed erkend: ze brengen expertise mee op het gebied van pedagogiek, gedragsontwikkeling en inclusie. Door hun preventieve aanpak en focus op ‘levensvaardigheden’ maken zij inclusief onderwijs mogelijk. De rollen zijn ook duidelijk verdeeld: de leerkracht richt zich op de les, de pedagoog op de klas. Samen dragen zij verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het kind, waarbij leren, welbevinden en persoonlijke groei centraal staan. De reis heeft ons dan ook laten zien dat succesvolle samenwerking vraagt om gelijkwaardigheid tussen beide professies. Dit is niet vanzelfsprekend en vraagt tijd, een sterke visie en steun van leidinggevenden. Het werken aan een open schoolcultuur waarin ruimte is voor experimenteren en leren van fouten, blijkt cruciaal. Voor Nederland betekent dit dat we stappen kunnen zetten in het expliciteren van de rol en positie van hbo-pedagogen in het primair onderwijs. Door een heldere visie en structuren te ontwikkelen, kunnen we hun meerwaarde benutten. Kopenhagen inspireert ons om kansen te blijven zien en samen te bouwen aan duurzaam interdisciplinair werken.
Tot slot, welk boek of welke boeken liggen er op je nachtkastje? Of welke podcast luister je voordat je gaat slapen?
Rosalina: 'Daar waar de rivierkreeften zingen' van Delia Owens.
Marieta: 'De zonderlinge avonturen van het geniale bommenmeisje' van Jonas Jonasson. Het gaat over een meisje dat opgroeit in een sloppenwijk in Afrika, zij leert zichzelf rekenen en klimt zelf op naar een landhuis in Zweden.